Herkenbaar? Je bent net op een cursus geweest over hoogbegaafdheid. Je hoofd zit vol informatie over allerlei manieren van verrijken. Je snapt ook hoe belangrijk dat is voor deze kinderen en dat er dus echt iets moet veranderen in hun aanbod. En dan sta je weer in de dagelijkse praktijk van je klas: Er moet zoveel, ook de basisvaardigheden moeten op orde blijven, de andere kinderen in de klas vragen ook veel van je tijd, en voor je het weet is het weer vrijdag en is er eigenlijk weinig structureel veranderd voor de begaafde leerlingen.

Een gevalletje: theorie versus de praktijk.

Even pas op de plaats is hier goed: Ga eens even een half uurtje rustig zitten, pak een papier en maak een indeling voor de week voor je hoogbegaafde leerlingen en doe het volgende:

  1. Schrijf op hoeveel basisrekenwerk de leerling moet maken om de basisvaardigheden op orde te houden. De rest van de tijd wordt gevuld met verrijkingswerk. Let op: dit is dus niet meer van hetzelfde, maar echt van een ander niveau;
  2. Schrijf op bij welke taalonderdelen de leerling echt mee moet doen en bij welke onderdelen het met minder stof aan kan. De rest van de tijd vul je op met verrijkingswerk voor taal;
  3. Bedenk 1 extra project waar de leerling mee aan de slag kan (projectboeken, programmeren, andere taal, etc.);
  4. Zet dit op een praktische manier weg in een rooster, zodat er elke dag basiswerk in het rooster zit, maar ook elke dag verrijkingswerk;
  5. Plan ten slotte in op welk moment je instructie kunt gaan geven op het verrijkingswerk. Bijvoorbeeld op vrijdag voor de week erna.

De laatste stap volgt in de dagen erna: Overleg met de leerling of dit een werkbaar rooster voor hen is (betrek hen er dus bij!) en laat ze eventueel aanpassingen voorstellen.

Natuurlijk is elke leerling anders en zal het voor sommige leerlingen meer een puzzel zijn, maar als je start met een basisrooster en dit een paar weken draait, zul je merken dat je het daarna makkelijker kunt finetunen of kunt aanpassen aan veranderende omstandigheden.